DE OF HET, THAT’S THE QUESTION

Hoe weet je of een woord een de-woord of een het-woord is? Dit is een van de eerste vragen van onze studenten. Om jullie te helpen hebben we een aantal regels op een rijtje gezet. Het Nederlands heeft twee bepaalde lidwoorden: ‘het’ voor onzijdige woorden en ‘de’ voor mannelijke en vrouwelijke woorden. Als je het Nederlands als moedertaal hebt, weet je meestal vanzelf of een woord ‘de’ of ‘het’ krijgt. Maar voor buitenlanders die Nederlands leren, is het voor het grootste deel een kwestie van uit het hoofd leren. Er zijn namelijk geen regels voor. Gelukkig is er wel een beetje houvast, hoewel er steeds uitzonderingen zijn.

Het-woorden

De volgende categorieën woorden zijn over het algemeen het-woorden:

  • verkleinwoorden: het tafeltje, het schilderijtje, het briefje
  • landen en plaatsen: het mooie Nederland, het Duitsland van de 21-eeuw, het bruisende Den Haag
  • metalen: het goud, het ijzer, het kwik
  • sporten en spellen: het honkbal, het tennis, het scrabble
  • talen: het Nederlands, het Frans, het Russisch
  • windrichtingen: het noorden, het zuidwesten
  • woorden met twee lettergrepen die beginnen met be-, ge-, ver- en ont: het bezoek, het geweer, het verhaal en het onthaal
  • woorden die eindigen op -isme, -ment, -sel, -en -um:  het communisme, het instrument, het kapsel en het museum maar: de óf het deksel, de recruitment  en de datum


Let op: dit geldt voor het enkelvoud. In het meervoud krijgen alle zelfstandige naamwoorden het lidwoord de.


De-woorden

De volgende woorden zijn over het algemeen de-woorden:

  • vruchten, bomen en planten: de peer, de appel, de eik, de varen, de fuchsia
  • rivieren en bergen: de Schelde, de Mount Everest
  • cijfers en letters: de vier, de z, de tussen-n
  • de meeste woorden die personen aanduiden: de ober, de boer, de buurvrouw maar let op: het meisje, het kind, het Kamerlid en het afdelingshoofd.


Verder zijn woorden met de volgende uitgangen meestal de-woorden:

  • -heid, -nis: de waarheid, de kennis
  • -de, -te: de liefde, de diepte,
    maar verzameltermen met ge- ervoor zijn onzijdig: het gebergte
  • -ij, -erij, -arij, -enij, -ernij de voogdij, de bakkerij, de rijmelarij, de woestenij, de razernij,
    maar: het schilderij
  • -ing, -st (achter een werkwoordstam): de wandeling, de verblijfsvergunning, de winst, de dienst
  • -ie, -tie, -sie, -logie, -sofie, -agogie: de familie, de politie, de visie, de biologie, de filosofie, de demagogie
  • -iek, -ica: muziek, logica,
    maar onzijdig zijn: het antiek, het elastiek en het publiek
    zowel de als het is mogelijk bij: diptiek, koliek, mozaïek, portiek, reliek, triptiek
  • -theek, -teit, -iteit: de bibliotheek, de puberteit, de stabiliteit
  • -tuur, -suur: de natuur, de censuur,
    maar: het avontuur, het barbituur, het fournituur, het postuur en de óf het montuur
  • -ade, -ide, -ode, -ude: de tirade, de planetoïde, de periode, de attitude,
    maar: niet-telbare stofnamen op -ide zijn onzijdig (bijvoorbeeld het chloride en het bromide)
  • -ine, -se, -age: de discipline, de analyse, de bagage,
    maar: het percentage, het promillage en de óf het bosschage, corsage, personage, vitrage en voltage
  • -sis, -tis, -xis: de crisis, de bronchitis, de syntaxis,
    maar: het chassis


Tot slot zijn er veel woorden die zowel ‘de’ als ‘het’ kunnen krijgen – soms met en soms zonder betekenisverschil. Moeilijk om te onthouden? Er is ook een app met ‘de of het’!